De Nederlandse architect en stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren (1897 - 1988) was van 1930 tot 1947 voorzitter van de CIAM. Dit boek over Cornelis van Eesteren en de CIAM vult een leemte binnen de bestaande literatuur. Centraal staat het legendarische vierde congres over 'De functionele stad', dat - onder leiding van Van Eesteren - plaatsvond in de zomer van 1933. Daarbij wordt met name ingegaan op de onderbelichte maar cruciale bijdrage van de Nederlandse CIAM-groep.
Rode draad in het verhaal vormt het principe van collectiviteit; het avant-gardistische streven naar samenwerking als basis voor de creatie van een in alle opzichten eigentijdse menselijke leefomgeving. Op basis van overvloedig archiefmateriaal wordt de ontwikkeling van CIAM van binnenuit geschetst. Zo wordt onder de oppervlakte van de 'officiële' geschiedenis inzicht gegeven in de zoektocht naar een eigen positie, rol en werkwijze binnen het architectonische en stedenbouwkundige spectrum.
In het boek komt de positiebepaling van de CIAM aan bod tijdens de eerste jaren van haar bestaan. Vervolgens wordt dieper ingegaan op het streven naar collectiviteit en het idee van de CIAM als werkgemeenschap, dat vooral wordt belichaamd door de Nederlandse en de Zwitserse leden.
/ Ook uitgegeven in het Nederlands.
De Nederlandse architect en stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren (1897 - 1988) was van 1930 tot 1947 voorzitter van de CIAM. Dit boek over Cornelis van Eesteren en de CIAM vult een leemte binnen de bestaande literatuur. Centraal staat het legendarische vierde congres over 'De functionele stad', dat - onder leiding van Van Eesteren - plaatsvond in de zomer van 1933. Daarbij wordt met name ingegaan op de onderbelichte maar cruciale bijdrage van de Nederlandse CIAM-groep.
Rode draad in het verhaal vormt het principe van collectiviteit; het avant-gardistische streven naar samenwerking als basis voor de creatie van een in alle opzichten eigentijdse menselijke leefomgeving. Op basis van overvloedig archiefmateriaal wordt de ontwikkeling van CIAM van binnenuit geschetst. Zo wordt onder de oppervlakte van de 'officiële' geschiedenis inzicht gegeven in de zoektocht naar een eigen positie, rol en werkwijze binnen het architectonische en stedenbouwkundige spectrum.
In het boek komt de positiebepaling van de CIAM aan bod tijdens de eerste jaren van haar bestaan. Vervolgens wordt dieper ingegaan op het streven naar collectiviteit en het idee van de CIAM als werkgemeenschap, dat vooral wordt belichaamd door de Nederlandse en de Zwitserse leden.
Belangrijk zijn de stadsanalyses van de CIAM-leden voor het congres in 1933 als bijdrage aan de 'vergelijkende stedenbouw', die zich in de eerste decennia van de twintigste eeuw in Europa ontwikkelde. Na 1936 raakte de CIAM in een crisis, die ondanks een wederopleving na de oorlog niet meer zou worden overwonnen; zeker niet na het invloedrijke voorzitterschap van Van Eesteren. In de jaren vijftig werd de snel groeiende vereniging een mondiaal instituut, maar de invloed was tanende en een belangrijker rol was vervolgens weggelegd voor de rebellerende groep 'Team 10'.
/ Ook uitgegeven in het Nederlands.