Vanaf 1918 bedacht Le Corbusier, naast architect ook schilder, samen met de schilder Amédée Ozenfant, het purisme. De eerste voortbrengselen daarvan waren schilderijen. Hun bespiegelingen over de relatie tussen vorm en kleur op schilderkunstig gebied leidde tot de vaststelling van het zogenaamde grote gamma: gele en rode okers, aardkleuren, wit, zwart, ultramarijn en enige daarvan afgeleide mengkleuren. Met ‘de architectonische kleur’ doelde Le Corbusier (1887-1965) op de innige band tussen dit gamma en de architectuur.
/ Ook uitgegeven in het Nederlands
Vanaf 1918 bedacht Le Corbusier, naast architect ook schilder, samen met de schilder Amédée Ozenfant, het purisme. De eerste voortbrengselen daarvan waren schilderijen. Hun bespiegelingen over de relatie tussen vorm en kleur op schilderkunstig gebied leidde tot de vaststelling van het zogenaamde grote gamma: gele en rode okers, aardkleuren, wit, zwart, ultramarijn en enige daarvan afgeleide mengkleuren. Met ‘de architectonische kleur’ doelde Le Corbusier (1887-1965) op de innige band tussen dit gamma en de architectuur.
Het boek is het relaas over een niet onbelangrijk aspect van het werk van Le Corbusier. Het gaat over de wijze waarop hij aan het begin van de jaren twintig kwam tot een eigenzinnige benadering van de architectonische polychromie. Zijn jeugdwerken waren nog gebouwd in een traditionele stijl, gebruikmakend van lokale bouwmethoden en materialen en voorzien van door hemzelf ontwikkelde ornamentiek. Met zijn puristische architectuur, waarvan hij de beginselen vanaf 1920 formuleerde en die in zijn architectuur tot 1927 tot uitdrukking komen, voer hij een rigoureuze andere koers. De gebouwen werden opgetrokken in gewapend beton, afgewerkt met een pleisterlaag en vervolgens geheel geschilderd. De kleuren voor het schilderwerk waren ontleend aan bovengenoemd grote gamma, de architectonische kleuren.
In de jaren vijftig gaf Le Corbusier de natuurlijke polychromie, de kleur van het materiaal, voorrang boven de geschilderde polychromie. Was de polychrome schildering in de puristische architectuur een onvermijdelijke en totale bewerking, na de Tweede Wereldoorlog kreeg ze een bescheiden plaats als ornament.
Met steun van het Stimuleringsfonds voor Architectuur en de Technische Universiteit Delft, Faculteit Bouwkunde.
/ Ook uitgegeven in het Nederlands